Tips voor een conversatiegroep

Wat

Wil je een conversatiegroep begeleiden? Lees dan deze tips!

Duur

Een ideale conversatiegroep duurt 2 uur.

Voorbereiding

Zoek een geschikte ruimte voor ongeveer 12 deelnemers. 
Kies een ruimte met een gezellige sfeer waar mensen zich goed en welkom voelen.  Zorg voor voldoende tafels en stoelen.

Voorzie koffie, thee, koekjes.

Leg al het materiaal dat je nodig hebt (schrijfgerief, bladeren, kopies) klaar.

Bereid je spreekactiviteit voor zodat je weet hoe je deze zal aanpakken. 

Kies onderwerpen die aansluiten bij de leefwereld van je publiek. Kies je onderwerpen met zorg. Vermijd pijnlijke politieke of religieuze onderwerpen, ze leiden vaak tot verhitte discussies en zelden tot fijne gesprekken.

Activiteit

Ontvang je deelnemers hartelijk.

Zorg voor een kennismakingsronde. Neem een respectvolle houding aan. Zorg ervoor dat alle deelnemers aan het woord komen.

Creëer een veilige omgeving waarin de deelnemers de vrijheid voelen om te spreken.

  • Benadruk dat fouten maken mag.  Zorg voor veilige feedback. Verbeter een fout door correct te herhalen.
    Bijvoorbeeld: Iemand zegt: ‘ik heb wandelt naar hier’. Je verbetert door te zeggen ‘Ah, je bent naar hier gewandeld?’
  • Forceer niemand om te spreken. Ook door veel te luisteren leer je bij.
  • Geef voldoende tijd aan de anderstalige om te antwoorden.
  • Maak van respect een vuistregel: uitlachen kan niet en iedereen luistert naar elkaar.
  • Gebruik de talenkennis van de deelnemers. Sporadische vertaalhulp kan helpen om spreekangst te overwinnen.
    Zorg ervoor dat er geen groepjes teveel in moedertaal met elkaar praten. Dit is niet comfortabel voor de deelnemers met een andere moedertaal.

Hou rekening met het taalniveau van de deelnemers.

  • Spreek zelf in klare taal.
  • Ben je zelf langer dan vijf minuten aan het woord om moeilijke woorden te verklaren? Dan is het onderwerp of het niveau van het artikel wellicht te hoog gegrepen.
  • Zorg ervoor dat deelnemers met een hoger taalniveau meer uitdaging krijgen. Speel vragen van andere deelnemers aan hen door. Stel bijvragen of laat hen die stellen, verdiep het gesprek.

Een goede foto of afbeelding lanceert het gesprek meteen. Stel de 5 W/H-vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe.

Noteer enkel nuttige woorden op een groot blad. Verlies je niet in namen, vakjargon of zeer gespecialiseerde woordenschat.

Neem in de helft van de activiteit een pauze waarbij je de ruimte verlaat en de benen strekt. Dit is ook een goed moment voor een informeel babbeltje bij een kopje koffie.

Als je merkt dat de groep een beetje indommelt kan het tijd zijn voor een energizer: een kort, actief momentje waarbij je even rechtstaat en een andere soort activiteit doet.

Controleer het begrip door gerichte vragen te stellen. Vaak zeggen anderstaligen dat ze je hebben begrepen, terwijl dat niet altijd zo is. In sommige culturen is het zelfs ongepast om te laten weten dat je iets niet begrijpt. Dit houdt verdoken kritiek op de begeleider in, die het misschien niet goed heeft uitgelegd.
Vraag meer dan enkel “begrijp je het?”. Stel open vragen zoals: waarom, wanneer, wie, wat, …
Voor een laag niveau stel je beter specifieke ja/nee vragen die correct moeten beantwoord worden zoals “Is de trui groen?”

Spreek zelf niet te lang. 
Hoe lager het niveau van de deelnemers, hoe langer je zelf aan het woord bent. Dat is niet erg, door te luisteren leren deelnemers veel bij. Maar je verliest dikwijls de aandacht als je te lang moet luisteren.
Deel de uitleg best op in korte stukken. Als jij of een deelnemer een lang verhaal vertelt of een lange uitleg geeft, onderbreek dan regelmatig door concrete vragen te stellen over het onderwerp: ‘Is dat bij jou ook?’, ‘Ben je daar ook al eens geweest?’, …

Zorg voor een afsluitmoment. Vraag aan de deelnemers of ze het een fijne activiteit vonden en vraag wat ze zullen onthouden.


www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen