Hoe spreek je Nederlands met iemand die de taal nog leert?
- Spreek in korte zinnen. Wil je iets zeggen? Hou het kort. Korte zinnen, korte woorden. Zéker als je veel informatie geeft. Waarom? Je zorgt voor denkpauzes. De ander begrijpt je beter. Jij hoeft niet te herhalen. Of te vertalen. Win win!
- Let op met streektaal. Streektaal is mooi. ‘t Is sappig. ‘t Is van hier. Maar het klinkt als een andere taal. Je hoeft niet te spreken als Hanne Decoutere. Maar zeg toch maar liever “ik ga naar huis” in plaats van “kgonorus”.
- Pas op met figuurlijk taalgebruik. Wat zijn ze mooi, uitdrukkingen. Maar zo verwarrend. Waarom moet ik een ander paar mouwen aantrekken? Midden in de zomer? Waar is die koe en waarom moet ik ze bij de horens nemen? Wil je dat ik je begrijp? Spreek dan maar gewoon.
- Ondersteun wat je zegt visueel. Doe wat je zegt en zeg wat je doet. Gebruik gebaren, wijs iets aan, toon het in een brochure, demonstreer het. Je gesprekspartner ziet meteen wat je bedoelt. En ziet hij het niet, dan durft hij het sneller zeggen.
Nog meer tips?
Vraag een vorming aan bij atlas.
- Klare taal spreken
Leer via concrete voorbeelden en eenvoudige oefeningen hoe je jouw publiek in duidelijk Nederlands kan helpen.
- Klare taal schrijven
Leer hoe je folders, brieven of websites in duidelijk Nederlands kan herschrijven. Je krijgt tips en leert ze toepassen via praktische schrijfoefeningen.