Kennismaking

Wat

De deelnemers maken kennis met elkaar.

Duur

1 uur

Voor wie

Materiaal

  • Zet de stoelen in een kring, zet de tafels aan de kant, zorg ervoor dat je gemakkelijk kan rondlopen in het lokaal.
  • Groot papier ‘ja’ en ‘nee’
  • Groot papier of bord
  • Kleine groene en rode kaartjes (voldoende voor alle deelnemers)
  • Bol wol

Activiteit

Ja/nee-vragen

Alle deelnemers staan recht in het midden. Hang aan de ene kant van het lokaal het papier ‘ja’ en aan de andere kant het papier ‘nee’. De begeleider stelt ja/nee-vragen en de deelnemers gaan staan bij het juiste papier.  De deelnemers hoeven niet te praten.

  • Woon jij in Antwerpen?
  • Heb je een huisdier?
  • Heb jij een auto?
  • Ben je met de tram naar hier gekomen?
  • Ben jij vroeger naar school geweest?
  • Spreek je Frans?
  • Eet je graag frietjes?
  • Werk jij?
  • Zoek je werk?

Rondloopoefening

Bespreek in groep wat je allemaal kan vragen wanneer je met iemand wil kennismaken. ‘Je ziet iemand voor de 1ste keer. Je kent de persoon nog niet. Wat kan je vragen?’

Noteer de vragen op een groot papier of een bord.

Laat de deelnemers daarna rondlopen en kort per 2 praten om kennis te maken. Na een paar minuten wisselen ze van gesprekspartner.

Spinnenweb

Een persoon begint en neemt het 1ste stukje touw. Deze persoon vertelt kort over zichzelf.

Je kan als begeleider kiezen om aan te geven welke dingen ze zeker moeten vermelden, bijv. naam, leeftijd, land van herkomst. Of je kan deelnemers vrij laten in wat ze willen vertellen.

Daarna gooit de persoon het bolletje touw naar een volgende persoon, maar blijft wel een stukje touw vasthouden. De volgende persoon mag nu iets over zichzelf vertellen en gooit hierna de bol weer naar iemand anders. Hij blijft een stukje touw vasthouden. Uiteindelijk heb je een spinnenweb waarbij iedereen een stukje touw vastheeft.

Wanneer iedereen iets verteld heeft, wordt de bol teruggegooid in de omgekeerde richting en ondertussen weer opgerold. De persoon die de bol krijgt, mag nu niet over zichzelf vertellen maar de andere deelnemers vertellen wat zij nog weten over deze persoon.

Waar of niet waar

Geef elke deelnemer een rood en groen kaartje.

De begeleider vertelt iets over zichzelf. De deelnemers moeten raden of dit waar of niet waar is. Ze steken een groen of rood kaartje omhoog. Voorbeelden: ik heb 3 zussen, ik heb een motor, ik heb geen auto, ik eet geen vlees, … 

Hierna komt elke deelnemer om de beurt aan bod.


www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen