De deelnemers herkennen blind voorwerpen en benoemen ze. Je koppelt voelen aan woordkennis: de deelnemers studeren en oefenen woordenschat door middel van fysieke prikkels.
Je breit of haakt wekelijks samen aan een werkstuk naar keuze. Iedereen mag deelnemen, van absolute beginner tot gevorderde. Ook wie niet wil handwerken maar graag meekijkt is welkom. Je biedt samen met ervaren deelnemers technische ondersteuning in de vorm van uitleg, voordoen, samendoen. Tijdens het handwerk wordt er gezellig gebabbeld. Handwerk heeft als voordeel dat je mekaar niet hoeft aan te kijken, zo voelt niemand zich geviseerd.
Je breit of haakt samen vlaggetjes. De deelnemers maken kennis met hun directe buur. Na 20 minuten wisselt ieder zijn handwerk en brei of haak je verder met een nieuwe kleur aan het vlaggetje van de ander. Vlaggetjes die klaar zijn worden aan elkaar gehaakt tot een vrolijke slinger.
Je praat over cultuurverschillen aan de hand van prenten.
Je praat over dagelijkse activiteiten, vrije tijd en hobby’s.
Je toont foto’s van dagelijkse activiteiten aan de deelnemers. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.
De deelnemers overlopen wat ze allemaal doen op een dag. Spelenderwijs oefenen ze woordenschat over het huishouden, ontspanning, uitgaan, sporten, eten en lichaamsverzorging.
De deelnemers praten over dagelijkse routines en geven elkaar instructies om ze uit te voeren.
Je praat over alledaagse objecten aan de hand van foto’s.
De deelnemers tekenen in kleine groepjes een plan van een kamer. Ze spelen een scène in de kamer voor de andere deelnemers. De kijkers raden zoveel mogelijk details over deze kamer.