Je verkent de actualiteit met de deelnemers op basis van foto’s uit de krant. Zo voelen deelnemers zich verbonden met de wereld. De onderwerpen zijn actueel, bij voorkeur universeel of net heel lokaal.
De deelnemers praten met elkaar over België aan de hand van foto's.
Je praat in grote en kleine groep over feiten en weetjes over België aan de hand van gesprekskaarten en foto’s. Je vergelijkt de gelijkenissen en verschillen met andere landen.
Je praat over cultuurverschillen aan de hand van prenten.
Je praat over dagelijkse activiteiten, vrije tijd en hobby’s.
Je toont foto’s van dagelijkse activiteiten aan de deelnemers. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.
De deelnemers overlopen wat ze allemaal doen op een dag. Spelenderwijs oefenen ze woordenschat over het huishouden, ontspanning, uitgaan, sporten, eten en lichaamsverzorging.
De deelnemers praten over dagelijkse routines en geven elkaar instructies om ze uit te voeren.
Je praat over alledaagse objecten aan de hand van foto’s.
Je toont foto’s van emoties aan de deelnemers. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.