Je speelt ‘Ik ga op vakantie en ik neem… mee’, ‘Ik bak pannenkoeken en ik heb… nodig’ of ‘Ik maak broccolisoep en ik heb … nodig’.
Je benoemt dagelijkse voorwerpen en denkt na over dagelijkse situaties. Je oefent je geheugen.
Je zoekt een link tussen 2 verschillende afbeeldingen. Vervolgens leg je de link uit aan de andere deelnemers. Je beschrijft op een eenvoudige manier foto's (hard, zacht, groot, klein, dik, dun, …). Je maakt eenvoudige zinnen.
De deelnemers kiezen zelf waarom bepaalde foto's bij elkaar passen. Hun keuze is altijd juist! Het is dus geen klassieke domino waar je dezelfde afbeelding moet zoeken.
Je bespreekt samen voorwerpen in de omgeving. Je oefent de woordenschat en speelt dan het spelletje 'Ik zie ik zie wat jij niet ziet'. Dit spel kan je gemakkelijk spelen met een groep waarin het niveau van de deelnemers verschilt.
Teams van 2 deelnemers (min. 2 teams) spelen Junior Alias. Een deelnemer beschrijft een voorwerp op de kaart. De andere deelnemer van datzelfde team raadt het voorwerp. Als hij het juist raadt, zet hij zijn pion één vakje op het bord vooruit. Het team dat als eerste aan de finish komt, wint.
Je speelt ganzenbord en beantwoord de kennismakingsvragen op het spel.
De deelnemers gooien om de beurt één of enkele dobbelstenen en maken een zin.
Minimum 2 deelnemers spelen een kwartetspel. Ze benoemen en vragen de objecten die ze nodig hebben. Het doel is om zo snel mogelijk 4 kaarten van eenzelfde thema (= een kwartet) in handen te hebben en om zoveel mogelijk kwartetten te verzamelen.
Vanaf
Vanaf
Vanaf
Je draait de memory-kaarten om en je benoemt het voorwerp. Je oefent woorden op een plezierige manier. Je kan dit ook gebruiken als energizer.
Je speelt Pictureka en praat ondertussen Nederlands. Het spelletje stimuleert de deelnemers om te babbelen.