Je speelt ‘Ik ga op vakantie en ik neem... mee'. Je beeldt de voorwerpen uit.
Je zoekt een link tussen 2 verschillende afbeeldingen. Vervolgens leg je de link uit aan de andere deelnemers. Je beschrijft op een eenvoudige manier foto's (hard, zacht, groot, klein, dik, dun, …). Je maakt eenvoudige zinnen.
De deelnemers kiezen zelf waarom bepaalde foto's bij elkaar passen. Hun keuze is altijd juist! Het is dus geen klassieke domino waar je dezelfde afbeelding moet zoeken.
De deelnemers herkennen blind voorwerpen en benoemen ze. Je koppelt voelen aan woordkennis: de deelnemers studeren en oefenen woordenschat door middel van fysieke prikkels.
De deelnemers tekenen in kleine groepjes een plan van een kamer. Ze spelen een scène in de kamer voor de andere deelnemers. De kijkers raden zoveel mogelijk details over deze kamer.
Teams van 2 deelnemers (min. 2 teams) spelen Junior Alias. Een deelnemer beschrijft een voorwerp op de kaart. De andere deelnemer van datzelfde team raadt het voorwerp. Als hij het juist raadt, zet hij zijn pion één vakje op het bord vooruit. Het team dat als eerste aan de finish komt, wint.
De deelnemers gooien om de beurt één of enkele dobbelstenen en maken een zin.
Je speelt Pictureka en praat ondertussen Nederlands. Het spelletje stimuleert de deelnemers om te babbelen.
De deelnemers noemen woorden die bij dezelfde ‘verzamelnaam’ horen. Zo leren ze woorden die bij elkaar horen kennen en oefenen ze deze in.