Je breit of haakt samen vlaggetjes. De deelnemers maken kennis met hun directe buur. Na 20 minuten wisselt ieder zijn handwerk en brei of haak je verder met een nieuwe kleur aan het vlaggetje van de ander. Vlaggetjes die klaar zijn worden aan elkaar gehaakt tot een vrolijke slinger.
Je praat over cultuurverschillen aan de hand van prenten.
Je praat over dagelijkse activiteiten, vrije tijd en hobby’s.
Je toont foto’s van dagelijkse activiteiten aan de deelnemers. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.
De deelnemers overlopen wat ze allemaal doen op een dag. Spelenderwijs oefenen ze woordenschat over het huishouden, ontspanning, uitgaan, sporten, eten en lichaamsverzorging.
De deelnemers praten over dagelijkse routines en geven elkaar instructies om ze uit te voeren.
Je praat over alledaagse objecten aan de hand van foto’s.
De deelnemers tekenen in kleine groepjes een plan van een kamer. Ze spelen een scène in de kamer voor de andere deelnemers. De kijkers raden zoveel mogelijk details over deze kamer.
Je toont foto’s van emoties aan de deelnemers. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.
Je praat over het thema zorg voor ouderen aan de hand van een foto en een tekst. De deelnemers herkennen en benoemen emoties op afbeeldingen.