Je toont twee foto’s waar op één foto iets is toegevoegd. Je brengt (nieuwe) woordenschat aan via foto’s op color cards of eigen materiaal. Je oefent met hen de nieuwe woorden in. Daarna geef je een opdracht zodat ze de woorden zelf gebruiken.
15 à 30 minuten. Je bepaalt dit zelf. Hoe meer foto’s je selecteert, hoe langer de oefening duurt.
Nr 1 |
Dak + kruiwagen |
Nr 2 |
Bank in een park + computer |
Nr 7 |
Ruimte/planeet/aarde + hoed |
Nr 8 |
Palmbomen + paraplu |
Je zit met de groep in een kring of rond een tafel. Je brengt de (nieuwe) woordenschat in 3 stappen aan.
Stap 1
Je toont de foto’s en je benoemt de objecten op de foto (dak, kruiwagen, paraplu, bank, planeet, hoed, palmboom). Herhaal dit verschillende keren.
Stap 2
Je legt de 10-tal foto’s die je getoond en benoemd/beschreven hebt in het midden op de tafel. Je benoemt/beschrijft een foto en je laat een deelnemer de foto aanwijzen. Herhaal dat verschillende keren om in te oefenen.
Stap 3
Nu laat je de deelnemers zelf aan het woord. Je toont een foto (vb. foto 1A). Laat een deelnemer de foto benoemen/beschrijven. Je toont dan de 2de matchende foto (vb. foto 1B). De deelnemer zegt wat eraan toegevoegd is.
www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen