De deelnemers vertellen aan de hand van spreekkaarten wie ze zijn en wat ze goed kunnen. Ze vragen dit ook aan de andere deelnemers. Zo ontdek je elkaars talenten en vaardigheden.
2 uur
Uit de Babbeldoos van Vormingplus Antwerpen - nr. 10
Druk zelf af of ontleen in docAtlas.
De deelnemers spreken of begrijpen nog niet zo veel Nederlands.
Werk in 2 groepen met jou als begeleider.
Verdeel de deelnemers in 2 groepen. Leg alle kaarten op de tafel.
Elke deelnemer kiest twee foto’s uit kaarten talenten en vaardigheden.
Leg de kaarten 'ik heb, ik ben en ik kan' zichtbaar op tafel.
De deelnemers vertellen om beurt over hun foto’s. Motiveer hen om hun zin te beginnen met ‘ik heb’, ‘ik ben’ of ‘ik kan’. Wijs hiervoor naar de 'ik heb ik ben ik kan' kaarten.
Laat iedereen aan de beurt komen.
Geef elke keer de extra-goed-luisteren-kaart aan de persoon links van de prater. Vraag hem of haar om extra goed te luisteren. Hij of zij zal na de ronde aan de andere groep vertellen wat zijn buur verteld heeft.
Als iedereen aan de beurt is geweest, vertelt iedereen om de beurt in de grote groep wat zijn of haar buurman verteld heeft.
De deelnemers begrijpen al veel Nederlands en kunnen al iets vertellen. Ze maken soms nog fouten of hebben wat hulp nodig.
Werk in duo's met een 'journalist' en een 'geïnterviewde'.
www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen