'Ik ga op vakantie en ik neem.... mee'

Wat

Je speelt ‘Ik ga op vakantie en ik neem… mee’, ‘Ik bak pannenkoeken en ik heb… nodig’ of ‘Ik maak broccolisoep en ik heb … nodig’. 

Je benoemt dagelijkse voorwerpen en denkt na over dagelijkse situaties. Je oefent je geheugen.

Duur

20 tot 30 minuten

Voor wie

Je speelt in een groep met maximum 10 deelnemers.
Ook geschikt voor groepen met een gemengd niveau - analfabete deelnemers

Materiaal

  • Druk de ondersteuningskaarten af op dik papier en knip ze uit. Je kan ook op dun papier afprinten en de kaartjes lamineren om er een duurzame versie van te maken.
  • Zet een grote tafel en stoelen voor alle deelnemers klaar.
  • Leg de kaarten van 1 reeks (vakantie, pannenkoeken of broccolisoep) verspreid over de tafel.

Activiteit

Introductie

  • Zet een sterke deelnemer naast een andere die minder vlot Nederlands spreekt.
  • Toon de eerste ondersteuningskaart met de beschrijving van het thema aan de deelnemers.
  • Lees de zin voor. De deelnemers herhalen deze zin.
  • Schudt de rest van de kaartjes en legt ze neer met de afbeelding naar beneden. Laat de deelnemers één kaart kiezen en vraag 'Wat is dat?' aan elke deelnemer.
  • Benoem de woorden die de deelnemers niet kennen (of niet kunnen lezen).

Speel ik ga op vakantie en ik neem mee

Geef een demonstratie: draai één of twee kaartjes om, lees de basiszin en voeg een element toe. Leg ze weer neer met de afbeelding naar beneden.

Leg de spelregels uit:

  • Iedereen zit aan tafel met kaarten over één thema omgedraaid met de afbeelding naar beneden.
  • Je neemt zelf de eerste kaart en zegt: 'Ik ga op vakantie en ik neem ... mee.' of 'Ik bak pannenkoeken en ik heb ... nodig.' Of 'Ik maak broccolisoep en ik heb ... nodig.'
  • Je vraagt aan de volgende deelnemer om dit te herhalen, een kaart om te draaien, en dit erbij te zeggen. Leg de kaart die erbij gekozen is opzij. 
  • Zeg: 'We stoppen als alle kaarten omgedraaid zijn.'

Voorbeeld

  • Deelnemer 1: Ik ga op vakantie en ik neem zonnecrème mee.
  • Deelnemer 2: Ik ga op vakantie en ik neem zonnecrème en een zonnebril mee.
  • Deelnemer 3: Ik ga op vakantie en ik neem zonnecrème, een zonnebril en een koffer mee.

Tip

  • Herhaal zo veel mogelijk nieuwe woorden zodat de deelnemers deze beter onthouden. Moedig ze aan om ook de naam van het voorwerp te benoemen.
  • Benoem het lidwoord.
  • Onderscheid enkelvoud van meervoud.

www.nederlandsoefenen.be/antwerpen/meedoen